Haarlemse theatermaker Geoffrey Courchaine maakt er geen theater van wanneer hij vertelt over zijn levensloop

Foto: Charles Duijff

Geboren Haarlemmer en theatermaker Geoffrey Courchaine is gewend mensen een podium te bieden. Recent viel mij die eer te beurt. Mijn rol: Redacteur en fotograaf van Nieuws.nl. Ons script was nog maagdelijk, maar ik was niet alleen te gast bij een acteur. Geoffrey is tevens producer van toneelrepertoire en weet als geen ander hoe het is om in de schijnwerpers te staan, of om mensen en objecten letterlijk in de schijnwerpers te zetten. Het kwam dus goed met mijn auditie.

Tekst en foto’s Charles Duijff

Ik bezocht hem in zijn woning in Bloemendaal. We schelen 1 maand in leeftijd. Hij moet nog net ‘U’ tegen mij zeggen, want ik ben een maandje ouder. Alhoewel….Hoe spreek je een Ridder in de orde van de Oranje Nassau eigenlijk aan? Niet met ‘Ivanhoe’, dan zou hij door het lint kunnen gaan. Het lintje overigens, dat hij onlangs in de Toneelschuur kreeg opgespeld door burgemeester Elbert Roest van Bloemendaal. Maar goed vrienden tutoyeren elkaar gewoon en ik beschouw hem als vriend. Niet omdat we elkaar veelvuldig zien, maar gewoon omdat er gewoon een klik is wanneer dat het geval is. Het gevoel dat je met een persoon te maken hebt waarop je kunt rekenen als dat nodig is. Een mensen-mens. Over mentale steun heb ik het dan, heel belangrijk in ieders leven. Ik sprak Geoffrey over zijn levensloop, zijn passie voor muziek en acteren. We lieten letterlijk licht schijnen op zijn arbeidzame leven. Een verhaal waarin als rode draad steeds het enorme gemis van broer Don Courchaine voelbaar is…….

Waar stond je wiegje en was je enig kind?

In de Jan Steenstraat 93 te Haarlem, nabij de Verspronckweg. Ik ben van augustus 1947. Ik had een anderhalf  jaar jongere broer Don, die in 2016 is overleden. (hieronder nr. 93 Jan Steenstraat)Hoe zag jullie gezin eruit?

We hadden een incompleet gezin. Geen vader. Hij was Canadees en is na de oorlog teruggegaan naar Canada. Wij hebben hem nooit gekend.

We zijn dus opgevoed door onze moeder en haar moeder, onze oma. Die woonde ook in ons gezin. Mijn moeder en oma kwamen uit Indonesië. Daar waren zij ‘in goeden doen’. Mijn oma werkte op ’s lands plantentuin in Bogor, Buitenzorg, een gebied waar ook veel suikerplantages waren. Mijn opa is in een Jappenkamp terecht gekomen en verdwenen. Oma en mijn moeder kwamen voor de oorlog naar Nederland zodat mijn moeder kon studeren. Toen brak de oorlog uit en ze zijn nooit meer teruggegaan. Mijn grootouders van moeders kant hadden naast mijn moeder nog vier zoons. Daarvan sneuvelden twee in de oorlog en de andere twee heb ik nog weleens ontmoet. Die zijn ook overleden inmiddels.

Waar ging je naar school?

In de Tetterodestraat, ook een zijstraat van de Verspronckweg in Haarlem.

Van jou is inmiddels bekend dat je creatief en muzikaal bent. Speelde dat in je jeugdjaren ook al?

Ja, mijn moeder was ultra-muzikaal. Ze speelde piano en ukelele. Mijn broer Don en ik hebben eigenlijk muziek leren maken door veel naar haar te kijken. We konden geen van beide noten lezen. Autodidact dus. Door naar mijn moeder te kijken leerde ik ook piano spelen. Toen we in de 5klas van de lagere school zaten en iets mochten doen voor de afscheidsavond van de schoolverlaters van de 6klas, formeerden we met mijn moeder een ukelele-bandje. Van negen personen maar liefst!

Zo is het eigenlijk allemaal begonnen. Toneelspelen zat er toen nog helemaal niet in. Mijn broer en ik stapten over van ukelele op gitaar. Don kreeg een elektrische gitaar, een Guyatone, ik vergeet het nooit. Die kochten we bij Alphenaar in Haarlem en de versterker was een oude radio….

Waar gingen jullie naar de middelbare school?

Dat was de Klaas de Vries MULO (nu de Paulusschool) in het Junoplantsoen.(hieronder) Het hoofd van de school had heel veel moeite met ons: ‘we deugden niet’ (we lachen)

We waren rebels, ik weet het ook niet. We zaten toen wel in een moeilijke periode thuis. Mijn moeder kreeg een nieuwe relatie. Die man dronk en dat ontaardde. Met name ik voelde me erg verantwoordelijk voor mijn moeder. Het ging helemaal mis. Don en ik ontvluchtten het huis. We klommen over de schutting en konden zo via de woning van vriendjes in de Wouwermanstraat naar buiten.

Ons gedrag leidde er uiteindelijk toe dat we van school werden gestuurd. De druppel die de emmer deed overlopen was een Sinterklaasavond op school. We plaatsten een stinkbom op de stoel van de drummer van de band die er toen speelde. Je kent ze wel he. Die kleine glazen capsules bij de Haarlemse feestartikelenzaak Jan Monnikkendam vandaan. Ons lachsalvo verraadde ons en twee dagen later was het boeken inleveren en wegwezen.

Dat klinkt spannend allemaal. Hoe ging het verder?

Mijn oma was inmiddels overleden. Don ging naar een andere school en ik ben gaan werken toen, want er moest toch wat extra geld komen voor ons gezin. Ik werkte bij een ‘zakdoekenboer’, ergens waar nu Dreefzicht is. Daarna naar de ‘One hour claningservice’ op het Houtplein. Bestaat allang niet meer. Mijn studie MULO A en B (Handels- en wiskunde kant) maakte ik af op de avondschool. Daarna nog bij het GAK in Amsterdam gewerkt. Gewerkt ook bij het notariaat. Van alles gedaan dus. Don ging ook elders verder met zijn studie en ging later ook werken. We bleven beiden bij moeder wonen. Die kreeg gelukkig een andere relatie waarmee het wel goed is gegaan en die tot haar overlijden bij haar bleef.

Heb je behalve de ukeleleband meer bandjes gehad in die tijd?

Jazeker! The Flying Devils (we lachen) Als gitaarversterker een oude radio.Shadow-repertoire en ook van The Ventures en van The Spotnicks, een band uit Zweden (bekend van het nummer Amapola).

Later heetten we ‘Vermin’, het Engels voor ongedierte. Don gitaar, drummer Jan Sikkema en bassist Han Hof. We begonnen in het Kerkgebouwtje in de Molenaarstraat op zaterdagavond. Dankzij een lening van onze moeder konden we opnieuw bij Alphenaar een Davoli-versterker aanschaffen. Die had twee ingangen. Twee gitaristen over 1 versterker (we lachen). We gingen ook zingen. Repertoire van de Kinks bijvoorbeeld…een hele set van Kinks-nummers. Don schreef ook eigen nummers. Voor de 60-er jaren best briljant. Balladachtige nummers. Voor de Beat-mis in de kerk ook. De beheerder van het kerkgebouwtje wilde dat we omdat we er mochten repeteren, ook in de kerk speelden. In de kleine Jan Steenstraat nabij ons huis woonde pianist Rob Hoeke. Die nodigde ons weleens uit bij hem binnen om over muziek te praten. Aardige man en heel spannend allemaal.

Op enig moment was je ook bezig met licht. Wat gebeurde er?

Don en ik zaten in 1977 bij toneelvereniging Genesius in Overveen. Die hadden via een lening schijnwerpers aangeschaft. Die lening moest worden terugbetaald en Genesius verhuurde daarom hun lichtapparatuur aan een toneelvereniging in Zandvoort. Don en ik mochten dat gaan bedienen. Wij kregen niets daarvoor en de vereniging streek het geld op. Toen dachten we op een gegeven moment we gaan het zelf doen. We gaan in het licht. We zegden allebei onze baan op. Don werkte bij Van de Broek in Heemstede en ik bij Helios in de Rozenstraat. Zonder werk tot verdriet van onze moeder, die was helemaal in paniek en in de war.

Maar jullie namen dus ontslag en waren werkeloos. Hoe liep dat af?

Het traject dat we daarna hebben gevolgd gelooft helemaal niemand. Voor jezelf beginnen in de lichtbranche. We hadden een pand nodig. In deze tijd zou je zeggen een pand? Spoor je wel? In het Haarlems dagblad vonden we een pand op het Spaarne, even voorbij Sloothaak, een prachtig monumentaal pand. Helemaal niet gekeken wat het kostte. Wij er heen. Er deed een man open: Frank Bonset en wij: ‘We komen voor de advertentie’ ‘Wat gaan jullie doen’ vroeg Frank. ‘We gaan in het licht, we gaan lampen importeren uit Engeland’

‘Hoe gaan jullie betalen?’ en wij weer: ‘Dat weten we niet, daar hebben we nog niet opgelet’ (we lachen) Ja het ging wel om 1200 of 1300,-  gulden per maand, een fors bedrag in die tijd. ‘Doen we’ zeiden we.

Frank begon te lachen en zei: ‘Ik snap helemaal niets van jullie. Ik vind jullie wel heel stoer. Zo ben ik ook begonnen, met een grote bek en met helemaal niks. Weet je wat ik steun jullie. Kom er maar in. De eerste 3 maanden betaal je geen huur. Ik zorg voor twee bureaus. Heb je telefoon? Ik zorg voor een aansluiting. Volgende week gaan jullie hier zitten en dan ga je hard werken! Want je gaat wel de huur betalen. Zoek iemand op met kennis van het verzekerings- en/of bankwezen en ga eens met hem praten over een bedrijfskrediet.’

Kenden jullie een persoon in die branche?

Ja we hadden wel een kennis Jacques Reuvers, die werkte bij Teer assurantiën in Beverwijk. We vertelden hem ons plan. Hij had goede connecties met de NMB-bank. Wij daar heen. We kregen uiteindelijk 20.000 gulden krediet. Achteraf begrepen we dat die man er borg voor had gestaan. De verhuurder van het pand Frank Bonset hielp ons nog aan een boekhoudster, om onze administratie op te zetten. Hij attendeerde ons op de Kamer van Koophandel. Zonder deze man hadden we het nooit gered allemaal en had ik hier waarschijnlijk niet zo voor je gezeten.

Wat werd jullie naam?

Courage Light. Dat vonden we een geschikte naam, daar zat onze achternaam ‘Courchaine’ in. Het had ook iets van ‘moed…courage’ Daarna bezochten we voor lichtapparatuur General Electric in Wembley Londen. Daar vertelden we dat we de theaterbranche ingingen. ‘Willen jullie een startorder plaatsen’ was vervolgens de vraag.

Ook de persoon van G.E. heeft ons toen gesteund. We mochten start-apparatuur meenemen en achteraf betalen. Don maakte de keus voor de voor ons geschikte apparatuur. De verkoop in Haarlem verliep zeer succesvol. We werden groter en groter en anderen wilden ook met ons samenwerken. Later gingen Don en ik zakelijk uit elkaar. Don ging zich bezighouden met nieuwe lichtregeltechnieken via Computers.

Je kunt wel een boek schrijven over wat er allemaal is gebeurd. Maar even voor de Haarlemmers. Wat is voor jou het mooiste wat je voor Haarlem hebt gedaan qua verlichting?

Dat was de verlichting van de toren van de Grote Kerk op de Grote markt. Ook de Bakenesserkerk heb ik gedaan. De Gravestenebrug over het Spaarne. Daar voer ik met de toenmalige burgemeester Schmidtz nog onderdoor. Twee keer zette ik de hele Grote Markt in het licht. Dat zag er prachtig uit en die gebeurtenis haalde de dagbladen.

Dan kom ik bij je toneelcarrière. Vertel.

We hadden als hobby al aan amateurtoneel gedaan, ik omstreeks 1972 en Don al veel eerder, al sinds de jaren 60. Don is altijd een betere acteur geweest dan ik. Hij speelde ook al veel langer en speelde zelfs in films. We gingen begin jaren 70 dus samen spelen voortaan. We waren niet aangesloten bij een toneelvereniging en werden ingehuurd voor gastrollen. Dat vonden sommigen van die toneelverenigingen niet leuk. Je hoorde aangesloten te zijn bij een toneelvereniging.

Maar toneelspelen vonden we helemaal te gek. Ik vind dat nog te gek trouwens.

Met mijn verlichtingsbedrijf heb ik met glasvezeltechnieken ook veel voor de toneelwereld kunnen betekenen.

In 2002 speelden we mee in een productie van de Schouwburg Haarlem over Anne Frank. De regisseur en schrijfster daarvan was Marijke Kots van het poppentheater. Financieel liep het niet goed voor haar af. Don en ik vonden dat sneu en besloten toen zelf producties te gaan doen. Beetje rebels, maar we wilden laten zien dat we het zelf konden. Zo is het produceren allemaal begonnen. Per maand besteed ik er gemiddeld zo’n anderhalve week aan tijd aan. Spelen en produceren. Produceren kost veel meer tijd…

Doe je ook zelf de Cast van een productie?

Dat doe ik wel, maar dan aan de hand van de regisseur. Tot nu toe is het altijd zo gegaan, dat er iemand naar me toe kwam met een leuk idee. Dat moest wel altijd over Haarlem gaan, maar dat wist men wel over het algemeen. Vind ik dat idee goed, dan praat ik met de regisseur en maken we een tijdsplanning. Vervolgens ga ik subsidies aanvragen en ga ik het boekhoudkundig opzetten: wat hebben we nodig en wat moet er allemaal gebeuren. Degene die met het idee aankomt zorgt ook voor het script. Met Don heb ik er altijd naar gestreefd dat degene die het stuk geschreven heeft het vervolgens ook regisseert. Hij/zij weet het beste wat met het stuk wordt bedoeld, het zijn immers geen bestaande stukken. Toneelverenigingen putten meestal uit stukken die ook al door anderen zijn gespeeld.

Bij ons moet het dus altijd over Haarlem gaan. We zijn begonnen met een stuk over van der Pigge, ten tijde dat er iets gaande was tussen Vroom en Dreesman en van der Pigge. V & D wilde hun pand hebben en van der Pigge wilde het niet afstaan. Dus het was David en Goliath, dat was het. (we lachen) Marijke Kost zei toen: ‘Daar kunnen we wel een stuk over maken’ Zij heeft zo in 2003 ook het eerste stuk geschreven. Daarna deed ze dat ook over Droste. Die waren net uit Haarlem vertrokken maar wilden wel meewerken. Later wilden we ook weleens met een andere regisseur werken en dat werd René Retèl. Dat werd een stuk over filmfabriek Hollandia. Dat is wat later Polygoon is geworden. Het werd een film over Maurits Binger, op  3 april 1868 geboren te Haarlem. Die was fotograaf, schrijver, producent en regisseur van voornamelijk films. Dit werd een toneelstuk over Haarlem met weer een heel andere inhoud, minder commercieel maar niet minder leuk. Daarna kwam Marijke Kots weer met een verhaal over Ton Brinkman

Vervolgens ging het over het Haarlems Dagblad, waarin de toenmalige hoofdredacteur Jan Geert Majoor meespeelde in het stuk.

Na het Haarlems Dagblad kwam ‘Dwaalspoor’ naar het spannende (E-)boek van Loes den Hollander. (hieronder de trailer)

Ko van Leeuwen schreef het boek om naar een toneelstuk en Paul Rooijackers comprimeerde het naar 60 bladzijden, want het was een boek van 350 pagina’s. Uiteindelijk werd dit technisch gezien mijn beste voorstelling. Een toneelstuk in combinatie met 50% film. Scènes vanuit de film gingen over in toneel en toneelacteurs liepen vanaf het toneel de film in. Zo gaaf! Het idee kwam van ons. We werken met een hele goede filmer, Thomas Scholz, die daarin wel wilde meegaan. Waanzinnige dingen mee gedaan, midden in de nacht filmen in een auto in Amersfoort, want dat kwam ook in dat boek voor. Het verhaal speelt in Haarlem, toeval, maar Loes den Hollander heeft ooit in Haarlem gewoond.

De volgende productie ging over het Marine Hospitaal in Overveen. In dit geval geen link naar Haarlem. Het werd onze bestverkochte voorstelling in de Toneelschuur. We verzorgen ook matinees. Zaterdag werd nooit een succes, maar de zondagmiddagvoorstellingen worden ook nu nog goed bezocht. Na het Marine Hospitaal kwam een voorstelling over Godfried Bomans voorbij.

Vervolgens ‘De kop van Jut’ wat zich afspeelde op een Haarlems hofje in de Tuchthuisstraat.

Daarna overleed mijn broer Don aan darm- en uiteindelijk ook longkanker. Hij overleed in een hospice op de Dreef in Heemstede. Het gemis blijft zeer groot, want we trokken altijd samen op.

Informatie over de voorstelling “ De dertiende rij…. 100 jaar Stadsschouwburg” vind je in onderstaand artikel.

Wil je tenslotte nog iets kwijt aan de lezers van het interview?

 27 januari was onze laatste voorstelling. Ik reed op 30 januari 2019 in mijn auto en toen kwam de titel voor een volgend stuk in mij op. Ik houd dat nog geheim, want ik moet daar nog van alles mee. Het kwam zo maar bij me binnen. Wellicht een profetie?

Jouw volgers zijn vast heel benieuwd! Dank voor het uitgebreide interview en veel succes met alles wat je samen met jouw kompanen doet. Wordt vervolgd zou ik zeggen.

Lees ook

Veertig amateurspelers en algemeen directeur Jaap Lampe van de Haarlemse Stadsschouwburg in de spotlight gezet

Cookieinstellingen